Ik ben er wel niet geboren maar vanaf mijn zesde tot mijn 23ste heb ik er gewoond… mijn ouderlijk huis. En elke keer wanneer ik daar ben brengt het me de rust die ik in dit huis altijd heb gehad.
Gister moest ik even de droogmolen voor mijn ouders op het balkon zetten waardoor ik even ongestoord boven kon rondlopen. Dit huis zal ooit weer door anderen bewoont worden, niet wetend wat er zich in dit huis heeft afgespeeld.
Mijn grote slaapkamer die ik ooit verruilde voor de kleine omdat ik dat knusser vond maar waar ik na 2 dagen al spijt van had. Die plek waar ik vanaf de overloop mijn bed moest inspringen omdat ik een grote bende had gemaakt. Waar mijn eerste pick-up stond waarop ik de eerste singeltjes draaide. De plek waar posters van grote doping gebruikende atleten aan de muur hingen, waar ik in mijn bed lag te zingen en mijn broertje lag te schreeuwen dat ik stil moest zijn. Waar we nog mochten lezen net zo lang tot mijn vader na z’n training gedoucht had.
De trap waar ik zonder één tree te raken naar beneden kon springen. Waar ik precies wist bij het terug komen van het stappen welke kraakte en welke niet. De trap waarlangs onze racefietsen de bocht net niet konden halen waardoor de banden strepen achterlieten op de muur.
Het korte moment boven op het overloop van het ouderlijk huis brachten deze herinneringen in een flits boven. Aan het einde van de mijmering loop ik naar mijn kamertje. Met het lichtknopje waar ik 40 jaar geleden een stickertje op plakte, druk ik het licht uit.